Nel mezzo del cammin di nostra vita ("In het midden van onze levensweg") is het eerste vers van Dante Alighieri's Inferno ("Hel") in zijn Goddelijke Komedie. Het hier opgenomen fragment uit Canto I ("Zang I") gaat over het gevaar dat de ziel bedreigt wanneer wordt afgeweken van de juiste levensweg en de mens in een 'donker woud' terechtkomt.
Nel mezzo del cammin di nostra vita
(Dante)
Nel mezzo del cammin di nostra vita
mi ritrovai per una selva oscura
ché la diritta via era smarrita
Ahi quanto a dir qual era è cosa dura
esta selva selvaggia e aspra e forte
che nel pensier rinova la paura!
Tant'è amara che poco è più morte;
ma per trattar del ben ch'i' vi trovai,
dirò de l'altre cose ch'i' v'ho scorte.
Io non so ben ridir com'i' v'intrai,
tant'era pien di sonno a quel punto
che la verace via abbandonai.
Ma poi ch'i' fui al piè d'un colle giunto,
là dove terminava quella valle
che m'avea di paura il cor compunto,
guardai in alto, e vidi le sue spalle
vestite già de' raggi del pianeta
che mena dritto altrui per ogne calle.
Allor fu la paura un poco queta,
che nel lago del cor m’era durata
la notte ch’i’ passai con tanta pieta.
E come quei che con lena affannata,
uscito fuor del pelago a la riva,
si volge a l’acqua perigliosa e guata,
così l’animo mio, ch’ancor fuggiva,
si volse a retro a rimirar lo passo
che non lasciò già mai persona viva.
Nederlandse vertalingen
DE HEL ZANG I
Vertaling door C. Kops (1929)
Juist midden op de reistocht van ons leven
zag ik mij in 'n donker woud verloren,
daar ik van 't goede pad was afgeweken.
Helaas, hoe 't was dat woud, valt zwaar te zeggen.
Zo wild was 't en zo woest, zo dicht en donker,
dat in mijn dromen de angsten vaak herleven.
Ja, zelfs de dood kan haast niet erger wezen.
Maar om van 't daar gevonden heil te spreken,
zal 'k ook verhalen, wat ik eerst aanschouwde.
Ik weet niet meer, hoe ik er binnendoolde;
zo had de slaap mij in dat uur vermeesterd,
toen ik de ware weg de rug toekeerde.
Maar bij de voet eens heuvels aangekomen,
daar waar het uiterste einde was der delling
die mij van angst het hart had saamgewrongen,
blikte ik omhoog zag en zag des heuvels schouders
reeds met de stralen dier Planeet
omhangen, die ieder veilig leidt langs alle wegen.
Toen werd de vrees toch wel 'n weinig stiller,
die eerst gewoed had op de zee mijns hartende nacht,
die ik doorwaakte in zulk 'n lijden.
En evenals de man, die buiten adem
vanuit de diepe zee aan land geworsteld,
zich omkeert en dan tuurt naar 't wilde water,
zo keerde zich mijn geest, die steeds nog vluchtte,
weer achterwaarts, om naar het woud te staren,
waaruit geen ziel ooit levend wist te ontkomen.
Vertaling Jules Grandgagnage (2020)
Halverwege onze levensreis
bevond ik me in een somber woud,
want ik was afgedwaald van het rechte pad.
Ach, hoe zwaar valt het me te zeggen
hoe het was, dit ruwe en machtige woud
waarvan de heugenis mijn angst weer voedt!
Het was zo bitter, schier aan de dood gelijk
doch wegens 't goede dat ik trof
zal ik ook daarover spreken.
Ik weet niet meer hoe ik daar kwam:
zo vol van slaap was ik
toen ik de ware weg verliet.
Maar aan de voet van de heuvel gekomen,
aan het einde van de vallei,
vervulde mijn hart zich met vrees.
Ik keek omhoog en zag zijn schouders
reeds gekleed in de stralen van de planeet
die anderen leidt naar alle rechte wegen.
Pas toen kwam de kolkende poel in mijn hart
tot bedaren, na alles wat ik die nacht
zo jammerlijk had ervaren.
En zoals hij, die amechtig hijgend,
door de zee op de oever aangespoeld
zich naar 't verraderlijk water keert en staart,
Zo deed mijn ziel, nog immer vluchtende:
Zij keerde zich weer naar de passage
die nooit voorheen een levende had doorgelaten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb